Terug naar de vorige index
Remco Campert - Het leven is vurrukkulluk
door drs. J.J. de Vries
Remco Campert, Het leven is vurrukkulluk
De Bezige Bij, Amsterdam (1961)
Bespreking door drs. J.J. de Vries
Samenvatting:
Boelie en Mees worden gekweld door twijfel over de zin van het bestaan.
Boelie werd in zijn jeugd mishandeld door zijn vader, die op zijn beurt
door Boelie’s moeder werd geslagen. Toch is hij verliefd op zijn moeder,
wat kan worden uitgelegd als een Oedipuscomplex. Mees heeft zojuist
ontdekt dat hij een onecht kind is. Zij wandelen door het park. Ze
ontmoeten de vijftienjarige Panda en nemen haar mee voor een ijsje.
Hierna gaan zij naar het café om een biertje te drinken. Ze merken dat ze al
de hele tijd gevolgd worden door een oude man. Zelfs als ze het café
verlaten om naar Mees’ huis te gaan, volgt hij hen. De oude man
symboliseert het feit dat ze worden achtervolgd door het verleden waarin
de jongemannen – niet Panda - in een jeugdbende actief waren. Toen
deden zij dingen waarvan zij nu spijt hebben. In het park wachten ze hun
kans af en beroven ze de man, wat tegen de achtergrond van hun wroeging
en spijt op het eerste gezicht onlogisch lijkt. Hij wordt bewusteloos
achtergelaten en de vrienden lopen verder naar huis. Mees herinnert Boelie
aan zijn afspraak met een psychiater, waarop Boelie naar Hotel Asiatique
vertrekt. Boelie is nog niet vertrokken of Mees en Panda gaan met elkaar
naar bed, maar Mees, gekweld door wroeging over de oude man, kan bij
het vrijen niet presteren. Mees denkt terug aan zijn jeugd en muzikale
leven als jazzpianist in kroegen.
Intussen heeft Boelie een gesprek met zijn psychiater, waarin hij vertelt
over zijn angst voor verstoting en eenzaamheid. De psychiater Ernst-Jan
vraagt Boelie met hem mee te gaan. Hij verdenkt zijn vrouw van overspel
en hij vraagt Boelie deze kwestie te onderzoeken. Thuis aangekomen
luistert Ernst-Jan naar een radioverslag van een voetbalwedstrijd, terwijl
Boelie zijn vrouw Etta gezelschap houdt. Etta vertelt hem over haar jeugd
in een concentratiekamp, wat zij echter verzonnen heeft, en over haar
mislukte huwelijk met Ernst-Jan. Etta’s vader was een belangrijke
collaborateur en haar moeder was alcoholiste. Etta neemt Boelie mee naar
het huis van de buren, omdat ze hem haar postzegels wil laten zien. De
postzegelverzameling is symbolisch voor de verkoop van lichamelijke
liefde, waardoor een mens vervreemd wordt van zichzelf. Zij doet het
echter omdat ze seks verwart met genegenheid, die ze in haar jeugd gemist
heeft. Daar aangekomen probeert Boelie Etta te verleiden, maar juist als ze
het bed induiken, worden ze verrast door de thuiskomst van de buren. Als
de buren vragen waarom ze in hun huis zijn, antwoorden ze dat ze gas
roken en bang waren dat het huis af zou branden.
De beroofde oude man komt weer bij en merkt dat al zijn geld verdwenen
is. Hij wordt geholpen door Tjeerd Overbeek, die getuige was van het hele
voorval. Tjeerd neemt de man mee naar het café van zijn tante, waar de
oude man het laatst is geweest. De eigenaresse blijkt een oude
jeugdvriendin van de man te zijn en Tjeerd laat ze rustig alleen om
herinneringen op te halen. Mees en Panda besluiten het gestolen geld te
gebruiken voor een feestje. Tjeerd Overbeek komt langs om verhaal te
halen over de mishandeling, maar wordt door een dronken feestganger
naar binnen gesleurd. Ernst-Jan en Etta komen ook, maar krijgen later op
de avond ruzie. Boelie profiteert, neemt Etta mee naar zolder en gaat met
haar naar bed. Panda wordt door Jens, een handelaar in gebakken vis, naar
huis gebracht. Mees, die gekweld wordt door zijn geweten, springt,
hangende aan een paraplu, uit het zolderraam. Het gevolg daarvan wordt
met opzet niet in het boek besproken.
Titelverklaring:
De openingszin van het eerste hoofdstuk luidt: “Het leven is
vurrukkulluk.”. Dit is een uitspraak van Panda. Deze is met opzet gekozen
vanwege de diepe tragiek in het leven van de hoofdpersonen.
De auteur:
Remco Wouter Campert wordt in 1929 al op jeugdige leeftijd in Den Haag
geboren als zoon van Jan Campert en Joekie Broedelet. In 1950 richt hij
het tijdschrift Braak op. Campert behoort tot de Vijftigers, die onder meer
experimenteren met vrije poëzie. Zij zetten zich af tegen het
expressionisme en surrealisme in de poëzie.
Campert debuteert in 1951 met de gedichtenbundel Vogels vliegen toch.
Campert maakt zijn prozadebuut met Eendjes voeren (1953). Zijn proza is
luchtig en vaak humoristisch. Zijn boeken hebben een verhalend element
en zijn luchtig en ironisch, maar onder deze ironie gaat veel weemoed en
cynisme schuil. Naast romans en novellen schrijft hij samen met Jan
Mulder een column in De Volkskrant. Liefdes schijnbewegingen (1963),
Liesje in Luiletterland (z.j.) en Het leven is vurrukkulluk (1961) zijn
populaire romans onder middelbare scholieren. In 1979 ontvangt hij de
P.C. Hoofdprijs voor zijn gehele oeuvre. Zijn meest recente werk bevat
zowel poëzie als proza: Rechterschoenen (1992), Dichter (verzamelde
gedichten, 1995), Ohi, hoho, bang, bang (1995).
Genre:
Het leven is vurrukkulluk is een psychologische roman. Campert behoort
tot de stroming van de Vijftigers. Hij is nu echter een zeventiger.
Tijd en plaats:
Het verhaal speelt zich af in de jaren vijftig. De gebeurtenissen worden
chronologisch verteld en worden afgewisseld met flashbacks. De vertelde
tijd is slechts één dag.
De gebeurtenissen vinden plaats in Amsterdam. Er zijn verschillende
ruimten: het park, het café, het huis van Mees en Ernst-Jan, de
drankwinkel van Jens.
Personages:
Mees:
Mees speelde vroeger als jazzmuzikant in criminele cafés. Hij heeft nooit
een betekenisvolle liefdesrelatie gehad met een vrouw of een huisdier. Hij
wordt gekweld door spijt over wat hij gedaan heeft.
Panda:
Panda is een jong, brutaal meisje van vijftien jaar. Ze heeft al verschillende
betekenisvolle relaties gehad met mannen, waaronder een Argentijnse
marmervervalser. Ze houdt veel van alcohol en sex. Zij probeert de leegte
in haar leven op te vullen door zo veel mogelijk relaties met oudere
mannen te hebben, wat haar aardig lukt.
Boelie:
Boelie is een dichter die de wroeging over zijn wandaden verwekt in zijn
poëzie. Omdat hij echter moeite heeft met rijmen en dit ziet als gevolg van
een psychisch lijden, bezoekt hij een psychiater. Samen met Mees woont
hij in Amsterdam.
Tjeerd:
Tjeerd Overbeek is een werkloze man, die seksueel gefrustreerd is. Hij
heeft twijfel aan zijn de zin van werk en het leven.
Thematiek:
Alles draait in het boek om de frustraties over het verleden en de spijt over
de verkeerde keuzes die de personages gemaakt hebben. Toch worden zij
door het noodlot steeds weer gedwongen, foute dingen te doen. Zij
gebruiken de liefde om een leegte in hun leven op te vullen. Door het
noodlot worden de karakters onafwendbaar naar het feestje gedreven, waar
de wroeging leidt tot een noodlottige ontknoping.
Motto:
Zij zingen, hijgen naar elkaar en kussen, geenszins om de liefde, maar om
de sublieme momenten en het sentiment daartussen.
(Martinus Nijhoff in Het tuinfeest)
Vertelsituatie:
Er is sprake van een auctoriale vertelinstantie, dat wil zegen dat de auteur
alles weet en in de hoofden van de personen kan kijken. Er is dus een hij-
perspectief. Oor het gebruik van veel dialogen stellen de personages
diepzinnige vragen naar de werkelijkheid.
---einde(12-05-2011)---
Terug naar de vorige index
|