Terug naar de vorige index Koning Zog met graaf Ciano
Van Andalusië tot Auroville:
een Nationaal Tehuis voor de Zigeuners

Móritz Kuszcýnka

In 2003 besloot de exploitant van wildrestaurant "E Gjuetisë" te Ishull-Lezha, Albanië, zijn bovenverdieping te laten verbouwen tot een drietal hotelkamers. Tijdens de verbouwing kwam er een felrood gekleurd gekartonneerd schriftje van tussen de balken te voorschijn, dat afkomstig bleek van de eerste eigenaar van het pand, Mussolini's minister van buitenlandse zaken en schoonzoon graaf Galeazzo Ciano (1903-1944, op de foto rechts). Hij had het restaurant medio jaren '30 als luxe jachthut laten bouwen. Opmerkelijk bleek de inhoud van het schriftje, inmiddels tweetalig uitgegeven (V. Duka (ed.) - Ditari e fshehte superiore së Kontës Galeaxo Çanout 1938-1939, Tiranë 2006): naast aantekeningen over zijn geheime affaire met koningin Geraldine - zeer interessant voor Albanees publiek, maar hier verder onbesproken - bevat het brisante informatie over een internationale kwestie die zorgvuldig buiten elke publiciteit is gehouden: het Zigeunerprobleem en het zoeken naar een Nationaal Tehuis voor het Roma-volk. We zullen zien hoe de oplossing van het probleem van dit tragische volk voortdurend door de ene politicus naar de andere werd doorgeschoven.


Opkomst en mythevorming van het Ziganisme
De duizendjarige aanwezigheid van het oorspronkelijk Voor-Indische, nomadische volk van de Roma, veelal bekend als de Zigeuners, biedt een aaneenschakeling van vervolging en discriminatie (zie bijvoorbeeld: Angus Fraser, The Gypsies, Oxford 1994). Tegen het eind van de negentiende eeuw leidde de algemene opkomst van chauvinisme en agressief nationalisme in Europa tot nieuwe problemen voor deze minderheidsgroep. Vooral de Duitse zigeuners, bekend als de Sinti, werden getroffen door steeds openlijker uitingen van het racistische antisintisme. Corazon Pinto Deze ontwikkeling gaf voedsel aan de organisatie van een zigeuner-nationalisme, met al spoedig daarbinnen het streven naar een gebied waar dit oude volk veilig zou kunnen leven: het Ziganisme. Aangezien de ziganisten uit angst voor vervolging doorgaans achter de schermen hun doelstelling nastreefden, ontstonden er bepaalde mythen als zouden zij wereldheerschappij nastreven. Zo publiceerde het kappersblad Panorama nog omstreeks 1970 een verhaal van een Hollandse dierenarts, ene Pruis, die een gedeelte van de zogenaamde Protocollen van de Wijzen van Szigan in handen zou hebben gekregen. Bedoelde inscriptie bevond zich op een metalen plaatje aan de binnenzijde van de halsband van een hond die eigendom was van de befaamde ''zigeunerkoning'' Koka Petalo; Pruis had het dier achtergehouden omdat Petalo hem niet betaalde voor een behandeling. Het plaatje bleek na wetenschappelijk onderzoek inderdaad iets van zigeunerwijzen te bevatten, namelijk een transcriptie in klavarskribo van een wijsje van de componist Pablo de Sarasate.


Corazón Pinto, de flamingokoning
Het vaderland van De Sarasate, Spanje, is een van de weinige staten waar de Zigeuners, ofwel Gitanos, in grote aantallen een sedentair leven waren gaan leiden, vooral in de zuidelijke provincie Andalusië. Onder hen ontwikkelde de groothandelaar "Tio" Doro Corazón Pinto (1881-1939) zich tot een van de meest prominente leiders van het Ziganisme. In zijn vaderstad Almeria kende met hem als "de flamingo-koning". Met scheepsladingen vervoerde hij deze, door een dieet van ongepelde garnalen knalroze, waadvogels naar vogelparken in Vlaanderen en elders. Om zijn ideeën te propageren schreef hij het pamflet "El estado Gitano", "De Zigeunerstaat". Als Ziganist was hij er voorstander van, het Roma Nationaal Tehuis te vestigen in Frankrijk, en wel in de Rhônedelta, de Camargue. Dankzij Dan Brown's Da Vinci Code weten velen tegenwoordig dat daar, in het havenstadje Les Saintes Maries de la Mer, de legendarische aankomstplaats ligt van de drie Maria's en de heilige graal. Het is sinds de middeleeuwen een populair bedevaartsoord, vooral bij Les Gitanes, de Zigeuners.


München Chamberlain,  Daladier, Hitler, Mussolini en Ciano
Terug nu naar Ciano en zijn super-geheime dagboek. Zoals algemeen bekend hield hij ook een gewoon 'geheim' dagboek bij, waaruit hij bij wijze van vertier wel aan zijn vrienden voorlas tijdens gezellige avondjes. Het is kort na de Tweede Wereldoorlog vertaald en gepubliceerd door de Britse journalist Malcolm Muggeridge. In zijn dagboek beschrijft Ciano ook zijn deelname aan de befaamde Conferentie van München (eind september 1938). In het Münchener Führerhaus, en op de middag van de tweede en laatste dag vooral in het luxe appartement van Hitler, werd volstrekt informeel in telkens wisselende groepjes gepraat en gekonkeld. Zo werd Ciano aangesproken door de Franse premier Daladier, volgens het gewone dagboek "over triviale dingen" maar het geheime dagboek onthult iets anders. Zijn Britse collega Chamberlain, zo vertelde Daladier aan Ciano, had hem verteld te zijn benaderd door Corazón Pinto. "El Re Ziganisto" had Chamberlain, die toch al verteerd werd door schuldgevoelens wegens het tekortschieten van zijn land jegens de Gypsies, stevig onder druk gezet met mogelijke publicaties over Brits dubbelspel in de Spaanse burgeroorlog. En de prime minister had niets beter geweten dan het probleem door te schuiven naar zijn trouwe bondgenoot. Of hij de Rhônedelta beschikbaar kon stellen voor een te stichten Autonoom Zigeuner Protectoraat, was het verzoek. "Zut les Saintes Maries de la Mer! La Camargue, c'est La France !" verklaarde de staatsman verontwaardigd, aldus Ciano. Deze zag zich vervolgens gevraagd om een alternatieve oplossing, aangezien de naam "Roma" toch nadrukkelijk leek te verwijzen naar de Italiaanse hoofdstad. Maar van een Zigeunerstaat in of bij het regeringscentrum van Il Duce, bovendien vlakbij de residentie van de paus, wilde hij niets weten. Hij zocht naar oplossingen in oostelijke richting, en benaderde het stamgebied van de Cingani zo geleidelijk dichter.


Aan het kanaal van Korfoe
Anderhalve week na München treffen we Ciano bij een jachtpartij op zijn Albanese buitenverblijf aan in gezelschap van koning Zog. Ciano was eerder in 1938 getuige geweest bij diens huwelijk, en ze waren goed bevriend. Zog wist waarschijnlijk nog niet dat Ciano het met zijn zwangere bruid hield; Ciano was er weer niet van op de hoogte dat zijn gastheer Italiaans ontwikkelingsgeld naar een Zwitserse bankrekening sluisde. De sluwe Albanees meende te weten dat er in het Griekstalige diepe zuiden van zijn land in de tijd van zijn beroemde voorvader, de nationale held Skanderbeg, een Zigeuner-leengoed had bestaan. Het gaat dan om het midden van de 15e eeuw; Fraser vermeldt dit gegeven ook in zijn studie, maar lokaliseert het op het bij Griekenland behorende eiland Korfoe. Ciano kwam daar dus achter, na een trip met zijn privé-jacht langs de Adriatische en Ionische kust. Een demarche bij de Griekse regering bleek slechts te leiden tot het oprakelen van de grensgeschillen die de drie landen al in 1914, en nogmaals in 1920 al hadden doorgemaakt. In november had Ciano daarom niets te bieden aan Daladier en Chamberlain, en belangrijker: aan Corazón Pinto.


Pondicherry en Auroville
Als alternatief wenste de ziganistenleider, als de Camargue niet haalbaar was, slechts grondgebied in het stamland Voor-Indië in overweging te nemen. Omdat Italië daar geen, en Frankrijk er slechts de stad Pondicherry en enkele nog kleinere vestigingen had, eindigde hier de bemoeienis van Ciano - in elk geval zijn reeks geheime aantekeningen ter zake - en vermoedelijk ook die van Daladier. Dit is ook aannemelijk omdat de Ziganistische beweging kort hierna zwaar getroffen werd door het omkomen, bij de inname van Almeria in februari 1939, van hun leider Corazón Pinto. Mira Alfassa, La Mama Het verhaal zou hier dus, onbevredigend, kunnen eindigen. Maar in 1956 vond in het inmiddels onafhankelijke India, in het twee jaar tevoren ingelijfde Pondicherry, een met het voorgaande verband houdende ontwikkeling plaats. De regering van de nieuw gevormde deelstaat Tamil Nadu stemde toen in met de stichting van een autonome stad, Auroville, door de in Pondicherry gevestigde beweging van de guru Shri Aurobindo. De stroming werd destijds geleid door diens weduwe, in Engelstalige bronnen genoemd "the Mother". Zij was echter de Franse Tzigane Mira Alfassa (1878 - 1973), en vertaling van haar aanspreektitel in "La Mama(n)" brengt ons waar we moeten zijn. Auroville was namelijk in oorsprong een Ziganistisch project, bedoeld als hoofdstad voor de nooit gerealiseerde deelstaat Cigan Nadu of wellicht Cigan Pradesh.


La Mama
Het leven van La Mama, Mira Alfassa, is door diverse hagiografen opgetekend. We weten dus dat zij in Parijs is geboren als dochter van een in Turkije geboren Joodse vader en een Roma moeder. Vanaf vijfjarige leeftijd al had zij spirituele ervaringen, en toen ze in 1911 met haar tweede echtgenoot voor het eerst naar Brits-Indië reisde, raakte ze daar diep onder de indruk van het mystieke meesterschap van Sri Aurobindo. Zij werd uiteindelijk zijn levensgezellin en stichtte met hem in 1926 in Pondicherry, op Frans grondgebied maar midden in het Tamil sprekende zuidoosten, de Aurobindo Ashram. Vanaf dat jaar droeg Sri Aurobindo ook zijn aanhangers op, haar nog uitsluitend aan te duiden als De Moeder, volgens ieders moedertaal. Nu is het juist onder Zigeuners gebruikelijk, hun aanvoerders aan te duiden als koning en vrouwen van aanvoerders - of vrouwelijke aanvoerders - als Moeder. Door de titel van La Mama te aanvaarden, accepteerde Mira Alfassa dus haar status als zigeunerkoningin. Kort na het overlijden van Sri Aurobindo, in 1950, verliet La Mama onverwachts India voor het eerst in dertig jaar. Ze vertoonde zich in Frankrijk, in het Bretonse Lisieux, en trad in het bedevaartsoord van de Heilige Theresia naar buiten in gezelschap van Clément le Cossec, een predikant van de pinkstergemeente. Dit samenzijn was vruchtbaar: binnen twee jaar zette Le Cossec een spirituele beweging op met massale aanhang onder de Roma-bevolking van Europa, Zuid- en Noord-Amerika. La Mama begon meteen na haar terugkeer in India te streven naar de stichting van een nieuwe stad Auroville, omgeven door een eigen territorium.


Aurovilleplattegrond van Auroville

De opsplitsing langs taalkundig-etnische lijnen van Madras Presidency bood uiteindelijk de gewenste opening in een dunbevolkte Tamil-regio, slechts zeven kilometer noordelijk van Pondicherry. Daar werd een gebied aangewezen voor de bouw van Auroville en diverse kleinere nederzettingen. Pelgrims van alle windstreken stroomden toe, onder hen ook talrijke Ziganisten en andere Roma. Toch is Auroville, waarvan de bouw in 1968 begon en nog steeds voortduurt, nooit de hoofdstad van een Nationaal Tehuis voor de Roma geworden. Binnen vijf jaar na de uiteindelijke start van de bouw overleed namelijk La Mama, na al geruime tijd te zwak en ziekelijk te zijn geweest om leiding te geven aan de organisatie. Daarin kregen inheemse aanhangers van Sri Aurobindo geleidelijk te overhand, ook omdat de belangstelling voor het project van Roma in andere werelddelen verzwakte. Na de Tweede Wereldoorlog waren er immers genoeg landen waar zij als vervolgingsslachtoffers verder met rust werden gelaten. Het Romany World Congress, in 1971 in Londen georganiseerd op basis van het vanaf 1965 voor het eerst publiekelijk optredende Comité International Tsigane, verliet ondanks de banden met de opwekkingsbeweging van Le Cossec nadrukkelijk het uitgangspunt van een eigen Nationaal Tehuis. Daarmee eindigde de droom van een eigen land voor de Zigeuners, wellicht zelfs voorgoed.


---einde(12-05-2011)---

Terug naar de vorige index