Terug naar de vorige index
De kat van Descartes
door E.B. Strenda
Bestaat het bestaande?
"Stel je eens voor," redeneerde René Descartes in 'Discours de la méthode' (1637) "dat onze
zintuigen ons voortdurend bedriegen. Stel je voor dat we slapen en ons alles inbeelden wat
we maar zien, dat alles wat we aannemen een droom is. Dan is het toch noodzakelijk dat ik,
die dit denk, wel besta. Dit is het grondbeginsel van de wijsbegeerte." Zijn grondgedachte was
dus: iemand die niet bestaat, kan ook niet denken. Het is dus ondenkbaar dat ik niet besta. Ik
denk dus ik besta. Uit dit principe leidde hij vervolgens het bestaan van allerlei andere dingen
af.
Is het inderdaad ondenkbaar dat de waarnemer en zijn werkelijkheid niet bestaan. Het is
natuurlijk fijn voor de epistemologie (kennistheorie) dat het mogelijk is om iets zeker te weten,
maar dat grondbeginsel is niet onomstreden. Het gedachtenexperiment van Descartes
kunnen we even goed vervangen door een andere redenering.
Stel je eens voor dat de gehele aarde, inclusief jijzelf en je herinneringen, vijf minuten geleden
is geschapen? (Let wel, ik zeg niet dat het zo is, maar het behoort tot de mogelijkheden, want
je zou je het verschil niet kunnen waarnemen.) Dan was er toch tot voor kort een periode
waarin het bestaande niet bestond.
Een mooiere variatie is te vinden in het boek 'A darkness in my soul' van Dean R. Koontz
(1972). Daarin bestaan de aarde en het universum alleen maar omdat ze gedroomd worden
door een 'buitenaards' wezen. Die variatie zou je kunnen noemen: ik besta alleen omdat hij
denkt. En wat zou er gebeuren als dat wezen opeens wakker zou worden? Ook dit denkbeeld
laat alle ruimte om te twijfelen aan de realiteit van het bestaande.
Moeten we dus aannemen dat het bestaan afhankelijk kan zijn van het denken en het
waarnemen? Ook de middleeuwse filosofen vroegen zich al af: Als er een boom valt in het
bos en er is niemand om het waar te nemen, is er dan wel een geluid? Tot nu toe weten we
alleen dat beide oplossingen denkbaar zijn.
Kwantummechanica
In de twintigste eeuw heeft deze gedachte steun gekregen uit een onverwachte hoek: de
natuurkunde, een wetenschap waarvan we toch aannemen dat hij op waarneming van de
werkelijkheid en op keihard logisch redeneren is gebaseerd.
De kwantummechanica is echter een onderdeel van de natuurkunde dat niet beschrijft wat we
waarnemen, maar dat de waarschijnlijkheid weergeeft dat een bepaalde gebeurtenis
plaatsvindt. Het onzekerheidsprincipe van Werner Heisenberg stelt namelijk dat de snelheid en
de positie van een deeltje niet tegelijk te meten zijn. (Zoals hij over zijn liefdeleven placht te
zeggen: als je de energie hebt, weet je de positie niet.) Erwin Schrödinger stelde de
golfvergelijking op, die de ontwikkeling van een systeem van deeltjes in de tijd beschrijft.
Volgens hem kan een dergelijk systeem, zoals de kern van een radioactief atoom, tegelijk
zowel in een vervallen als in een niet vervallen toestand zijn. Pas als iemand die toestand
meet, weet hij in welke toestand het atoom zich bevindt.
Schrödinger illustreerde dit met het gedachtenexperiment van de kat. In dat experiment is er
een gesloten doos met daarin een kat en een spuitbus met dodelijk gas. Als er nu een
radioactieve atoomkern in verval is, zendt deze een deeltje uit dat het gas laat ontsnappen,
zodat de kat sterft. Maar voordat er een meting of waarneming plaatsvindt, zoals we hebben
gezien, is het deeltje zowel in een vervallen als in een niet vervallen toestand. Schrödinger
concludeert dus, dat zolang niemand de doos openmaakt en dus een waarneming verricht,
de kat in de doos zowel dood als levend is. (Wanneer de dierenbescherming dus de doos
openmaakt, is deze handeling de oorzaak van de dood van de kat. Daarom zeggen de
Engelsen zeggen: curiosity killed the cat.)
Vele werelden
Twee werkelijkheden die naast elkaar bestaan? Dat is moeilijk te bevatten. Dat impliceert
dat de menselijke geest verantwoordelijk is voor de realiteit die ontstaat.
In de kwantummechanica bestaat een richting die bekend staat als de Many Worlds
Interpretation (MWI), die hiervoor een werkbare oplossing heeft gevonden. Belangrijke fysici
zoals Stephen Hawking en Steven Weinberg maken daar gebruik van in hun berekeningen. In
1957 ontdekte Hugh Everett namelijk hoe de schijnbare tegenstelling (de kat is tegelijk levend
en dood zolang er geen CAT-scan plaatsvindt) kan worden opgelost. Hij stelde vast dat beide
katten inderdaad tegelijk bestaan. Iedere keer als er een waarneming wordt gedaan in termen
van een kwantummeting die meer dan één uitkomst heeft, dan splitst de werkelijkheid zich in
twee werkelijkheden, waarin de verschillende toestanden bestaan.
Omdat dergelijke keuzemomenten in het verleden ontelbaar vaak hebben plaatsgevonden,
vonden er onmeetbaar veel splitsingen plaats en bestaat er ook een oneindig aantal
werkelijkheden. Behalve een werkelijkheid met een levende kat van Schrödinger is er eentje
met een dode kat en een universum met een zieke kat en een kat die een broodje muis eet.
Opmerkelijk is wel dat de bewoners van die werkelijkheden elkaar niet kunnen waarnemen.
Behalve een E.B. Strenda die nu dit artikel zit te schrijven, is er geheel los daarvan een
werkelijkheid waarin een E.B. Strenda ligt te slapen en misschien wel een werkelijkheid
waarin hij een broodje kat eet.
Daarmee gaf Everett overigens ook een oplossing voor het vraagstuk waarover
middeleeuwse filosofen discussieerden: Als een man zich in het bos bevindt en zijn vrouw
kan hem niet horen, heeft hij dan toch ongelijk? Beide mogelijkheden zijn waar.
Als alles tegelijk bestaat en waar is, evenals het tegendeel, is het evenzeer een feit dat er
niets waar is en dat alles onzeker is. Als alles zeker is, is ook alles onzeker. Beschrijvingen
van de werkelijkheid zijn niet waar.
Dat geldt zeker ook voor dit artikel.
---einde(12-05-2011)---
Terug naar de vorige index
|