Terug naar de vorige index


Adriaan van Dis - Indische Duinen

door drs. J.J. de Vries




Adriaan van Dis, Indische Duinen
Meulenhoff, Amsterdam (1994)
Bespreking door drs. J.J. de Vries


Samenvatting:
Het verhaal speelt in Nederlands-Indië vóór de Tweede Wereldoorlog en de onafhankelijkheidsstrijd. De moeder van Adriaan is getrouwd geweest met een Indische man, Sunil van Capellen. Uit dit huwelijk zijn drie meisjes geboren. In Palembang heeft ze toen Sunil II ontmoet, van wie ze zwanger werd; daaruit is Adriaan geboren. De vrouw van Sunil II was verdwenen. De familie heeft een scheiding voorkomen, zodat hij en de moeder van Adriaan niet met elkaar kunnen trouwen. De ik-figuur heeft geen goede relatie met zijn vader, die zijn zoon zeer streng opvoedt.

Wanneer Adriaan voor het eerst een diepe haat tegen zijn vader voelt, gaat hij met zijn lieslaarzen naar de duinen om zijn woede te bekoelen door op de Indische duinkonijnen te schieten. Als hij elf jaar is, overlijdt zijn vader. Achteraf hoort hij van een vriendin van zijn zuster dat zijn vader niet van de meisjes af kon blijven en de ik-figuur schaamt zich hiervoor. Hij is bang dat hij zelf ook zo is. Maar hij hoort ook over zijn vader, dat deze heldhaftig heeft gestreden in het Nederlands-Indische leger en Adriaan verwijt zichzelf nu dat hij hiervoor nooit belangstelling heeft getoond.

In een flash-back denkt hij aan de dramatische gebeurtenissen in de duinen. Sunil probeerde een man van zijn zoon te maken door de oude ceremonie van adat-arbindjo, waarbij een oudere de jongere slaat met vochtige kussens en een zeevis. Hij herinnert zich dat hij erg jammerde toen zijn vader hem sloeg, hoewel de kussens van een dunne kwaliteit waren.

Als Adriaan zesenveertig is, overlijdt zijn halfzuster Adja. Zij is getrouwd met Pekerjaan Yang Sedang Berjalan en heeft een zoon, Aram. Alle herinneringen aan de dood van zijn vader komen weer boven en hij beseft dat hij niet om zijn zus rouwt, maar om zijn vader. Zijn hele familie heeft moeite met het verleden. Ze willen erover praten en hoewel de ik-figuur er niet echt voor openstaat, wordt hem steeds meer duidelijk over het verleden.

Intussen heeft de ik-persoon het gevoel dat hij Aram, de zoon van Adja, moet helpen. Zijn vader, Pekerjaan, is geestelijk niet meer volwaardig en Adriaan wil dit gemis opvullen. Hij vindt echter niet dat hij voor regelmaat en het opvoeden van kinderen geschikt is. Toch vraagt hij Aram om bij hem in te trekken, zodat Pekerjaan naar een tehuis kan. Aram wijst dit voorstel verontwaardigd af.

Zijn halfzuster Jana is getrouwd met Errol en is in Batavia (later Jakarta) gaan wonen. Als zij op sterven ligt, gaat Adriaan afscheid van haar nemen, samen met zijn moeder en zijn andere halfzus. Weer wordt er over het verleden gepraat en de ik-figuur verwijt zijn moeder dat zij de opvoedingsmethode van zijn vader vergoelijkte. Zijn moeder heeft Jana begraven omdat zij overleden was en als ze in het vliegtuig zit, denk ze aan Sunil II. Hij heeft haar haar waardigheid teruggegeven en ze begrijpt niet hoe haar zoon zijn vader zo kan haten.

In een poging om in contact te komen met zijn eigen vader, gaat Adriaan opnieuw de duinen in om de plechtigheid van oedoeng padang te houden, waarbij de Indiërs de geesten van gestorven familieleden oproepen. Hij stookt een vuur, verbrandt kledingstukken en zegt een rituele tekst op. Door het verbranden van kruiden komt hij in een roes. Hij denkt dat hij de geest van zijn vader ziet en deze adviseert hem om boontjes te planten.

Titelverklaring:
Adriaan woonde in zijn jeugd in Soemba. Daar bezocht hij vaak de duinen (‘daar kon ik uitwaaien, mijn kalmte herwinnen en de geur van luiers en dood van me afspoelen’). Daar roept hij later ook de geest van zijn vader op.

De auteur:
Adriaan van Dis wordt in 1946 geboren in Bergen, Noord Holland. Zijn vader is een ex-militair uit het Koninklijk Nederlands Indisch Leger en zijn moeder is een Indische. Hij behaalt zijn MO-A-akte en maakt in 1969 een grote reis ‘richting India’. Hij voltooit zijn opleiding en richt zich op een studie Zuid-Afrikaans. Nadat hij afgestudeerd is, werkt hij van 1978 tot 1982 als chef van de zaterdagbijlage bij het NRC Handelsblad. Hij debuteert met de novelle Nathan Sid (een anagram van ‘Dis’) in 1983, waarvoor hij in 1984 het Gouden Ezelsoor (prijs voor het best verkochte Nederlandse literaire debuut), ontvangt. Voor zijn praatprogramma Hier is…Adriaan van Dis (vanaf 1983) ontvangt hij in 1986 de Nipkowschijf. Ook schrijft hij een aantal toneelstukken. Zijn boeken worden net als hijzelf gekenmerkt door een zekere tweeslachtigheid. Aan de ene kant verlangen zijn personages naar harmonie, zuiverheid, volmaakte schoonheid en aan de andere kant voelen ze zich aangetrokken door de zelfkant van het leven, het groezelige, onvolmaakte. Verder: reizen, Indië.
Andere werken van Van Dis zijn: Casablanca (1986); Zilver of het verlies van de onschuld (1988); Het beloofde land (1990) en Palmwijn (1996).

Genre:
Indische duinen is een autobiografische roman.

Tijd en plaats:
De roman is niet-chronologisch, de ik-figuur kijkt terug op zijn jeugd en daarbij komen flarden van zijn herinneringen naar boven. Het verhaal speelt zich af in Nederlands-Indië.

Karakterbeschrijving en –ontwikkeling
Ik-figuur:
Adriaan heeft een verhouding met zijn vader, maar die is slecht. Hij heeft geleden onder de strenge opvoeding die deze hem gegeven heeft en is vlak na diens dood bitter en vol haatgevoelens. Naarmate hij ouder wordt probeert hij te achterhalen wie zijn vader werkelijk was. Hij constateert dat veel van zijn karaktereigenschappen met die van zijn vader overeenkomen en durft nu ook weer positieve herinneringen over hem op te halen. Uiteindelijk besluit hij zijn neefje Aram tot een man te maken. De ik-figuur is een behoorlijk rond karakter aan het worden.

Sunil II:
De vader van de ik-figuur is eigenlijk het belangrijkste onderwerp van de roman. Hij heeft als sergeant in het KNIL gediend en heeft vele martelingen doorstaan. Na de oorlog gaat hij met de moeder van zijn zoon (dus de ik-figuur) samenwonen (Sunil II is dus niet met de moeder getrouwd) . Hij heeft geen baan meer en kan niet op een trots verleden terugkijken. Daar heeft hij het heel moeilijk mee. Hij wil van zijn zoon een vent maken om hem zo meer kansen in het leven te bieden. Zijn handen zitten los en ook incestueuze handelingen zijn hem niet vreemd. Als echtgenoot kan hij zeer charmant zijn en hij is een geweldige verteller.

De moeder:
De moeder van de ik-figuur probeert alle ruzies te voorkomen. Er wordt haar verweten dat ze iedereen naar de mond praat en geen partij durft te kiezen. Ze heeft drie dochters uit haar eerste huwelijk met Sunil, die omgekomen is in het Jappenkamp. Van Sunil II heeft ze één zoon. Ze kan niet met Sunil II trouwen.

Andere figuren:

Adja, Devi en Jana zijn halfzusters van de ik-figuur. Ze zijn de dochters van de moeder en haar eerste man. Ada heeft een man, Pekerjaan Yang Sedang Berjalan, die geestelijk gestoord is en een zoon, Aram, die moeite heeft met het vinden van een houding. Jana is getrouwd met Errol en woont in Padang. Saskia is getrouwd en heeft een dochter. Ze is nu verpleegster en heeft vroeger geschilderd.
Els Groeneweg is een vriendin van Jana. Hij ziet haar als zijn tweede moeder en ze is ook zijn eerste stille liefde. Edmee is een halfzus van Sunil II. Ze hebben dezelfde moeder, Odile. Deze figuren zijn allemaal vlakke karakters.

Thema: Het thema van de roman is de haat-liefdeverhouding tussen de vader en de zoon en de zoektocht naar de geheime familiegeschiedenis. Tevens blijkt dat de tempo doeloe-periode niet zo ideaal was als men ons wil laten geloven.
Ook spelen mee: familievetes, de overgevoeligheid voor het verschil in huidskleur, incestueuze neigingen en het contact met de geest van gestorven familieleden.

Taalgebruik:
Het taalgebruik is afwisselend. Zo wordt er gebruik gemaakt van een pompeuze stijl, maar er zijn ook opgeblazen delen en deftige beschrijvingen.

Verhaalopbouw:
Het boek begint met een proloog en eindigt met een epiloog, beide verteld door de moeder. Daartussenin bevinden zich zes genummerde en getitelde hoofdstukken, die geschreven zijn in de ik-vorm.

Vertelsituatie:
Het verhaal wordt verteld door de ik-figuur (ik-vertelsituatie). Het perspectief is dus het ik-perspectief.


---einde(12-05-2011)---

Terug naar de vorige index