Terug naar de vorige index
Een tsaar verdwijnt
door Móritz Kuszczynka
Op een stralend zonnige herfstdag in oktober 1818 konden oplettende dorpelingen van Kelmis,
de enige nederzetting van Neutraal Moresnet, een merkwaardig schouwspel zien.
Burgemeester Lasaulx, geflankeerd door de Pruisische gouverneur Hardt en diens
Nederlandse ambtgenoot Jacob, ontvingen daar een merkwaardige, rijzige heer met
een opvallend week en glad gezicht onder een ouwelijk aandoende, grijze staartpruik.
Hun gast was zojuist met moeite gestapt uit een geblindeerde koets, die zonder enig
embleem of wapenschild uit de richting van Aken was genaderd. Hij reisde, zo had een
nieuwsgierige aanwezige kunnen horen, onder de titel Graaf Von Todtleben. Echter de
veelheid in het zwart geklede mannen, die in en op de koets met hem waren meegereisd,
allen breed van schouders en met typisch slavische gezichtskenmerken, wekte wantrouwen.
Een gewone graaf reisde toch niet met een dergelijk groot en sinister gevolg?
Een enkele aanwezige, die een week eerder iets van de feestelijke opening van
het Congres van Aken had meegekregen, moet hem herkend hebben. Terwijl het
gehele gezelschap zich te voet begaf naar het nabijgelegen kantoor van de
mijnmaatschappij Vieille Montagne, maakte zich uit de toeschouwers een onopvallende
man los. Slechts het veertje aan zijn hoed, zijn kromme pijp en zijn Lederhose
maakten hem herkenbaar als vreemdeling. Hij maakte zijn paard los van een boom,
sprong erop, gaf het de sporen en verdween richting Aken.
Een faillissement met gevolgen
Zoals ik uiteen heb gezet in mijn recente bijdrage "Het uranium van Moresnet",
was Neutraal Moresnet in 1816 in het leven geroepen als Nederlands-Pruisisch condominium.
Het dankte zijn bestaan aan een samenzwering met als centrale figuur Karl Freiherr Vom Stein,
die als doel had de Russische tsaar, Alexander I van uranium te voorzien.
Deze grondstof werd gebruikt voor het maken van farmaceutische preparaten,
die de tsaar en diens familie moesten helpen tegen hun erfelijke aanleg voor psychosen.
In 1816 leek alles goed geregeld met het ondertekenen van een grensverdrag, ook in Aken.
Maar spoedig was er het nodige misgegaan. Daarom kwam de tsaar - want hij was deze
zogenaamde Von Todtleben - persoonlijk en incognito naar Moresnet.
De problemen ontstonden door het faillissement van de directeur van de mijn Vieille Montagne,
J.D.D. Dony, nog voor het eind van 1816. Hij was een briljant chemicus maar als zakenman
geen hoogvlieger. Al eerder had hij zijn voornaamste geldschieters, de Parijse bankiers
Hector Chaulet en Francois Dominique Mosselman tevreden moeten stellen door de
meerderheid van zijn aandelenpakket aan hen over te doen. Ondanks de niet onaanzienlijke
financiële injecties uit St.Petersburg kon Dony een faillissement niet voorkomen.
Wat er precies aan de hand was, is niet te achterhalen, maar reeds begin 1817 stond
Mosselman opeens alleen aan het hoofd van het mijnbedrijf in Neutraal Moresnet.
Merkwaardige ontwikkelingen
De Pruisische hoogleraar chemie Klaproth, ontdekker van het uranium en deelnemer aan
Freiherr vom Steins complot, maakte dit niet meer mee. Hij werd tijdens de oudejaarsnacht
in Berlijn getroffen door een vuurpijl en overleed op nieuwjaarsdag 1817 aan zijn brandwonden.
Zijn zoon Heinrich, een andere samenzweerder, was kort tevoren overhaast uit Georgië vertrokken.
Men kan slechts speculeren wat er tussen 1816 en 1818 gebeurd is.
Waren de uraniumtransporten naar het Russische hof tijdelijk onderbroken?
Tsaar Alexanders zenuwinstorting begin 1817 zou daar op kunnen wijzen.
Hoe dan ook, de in bescheiden omstandigheden geboren Mosselman kreeg sinds deze
tijd toegang tot hogere kringen. Zo trouwde zijn dochter met de jongste zoon van
de hertog van Dino, beter bekend als de Franse ex-premier Talleyrand.
Een kleindochter trouwde wat later zelfs met een telg uit het Poolse vorstengeslacht
Poniatowski.
Stralingsziekte
Biografen wijzen erop, dat na 1817 zowel de geestelijke als de lichamelijke toestand
van tsaar Alexander I geleidelijk verslechterde. Het aanhoudend gebruik van uraniumpreparaten
hielp uiteraard niets tegen zijn aangeboren aanleg tot neurosen, religieuze wanen en depressies.
Het leverde hem wel alle symptomen van stralingsziekte: maagzweren, chronische blaasontsteking
en bronchitis, inwendige bloedingen. Zijn politieke opvattingen werden steeds meer conservatief,
zo niet reactionair getint.
Men heeft deze ontwikkeling van zijn persoonlijkheid wel toegeschreven aan de invloed
van de aan zijn hof verblijvende piëtiste en mystica Juliana Barones Krüdener.
Zij beweerde zelf, dat het idee van de Heilige Alliantie van Europese vorsten van
haar afkomstig was. Maar dit soort invloeden is berucht moeilijk meetbaar. Bovendien
zal de beroerde conditie van de tsaar hebben meegewogen. Hij was zich er zeer van bewust,
wat zijn neiging tot depressiviteit verder versterkte.
Een falend incognito
Opvallender is dat hij zich vanaf 1818 geheel richtte naar de inzichten van de
Oostenrijkse kanselier Metternich. Deze boog het verlicht internationalisme van de
Alliantie om naar een reactionair interventionalisme van de samenwerkende grootmachten.
De wending kreeg zijn beslag toen zij, samen met andere belangrijke staatshoofden
en regeringsleiders,
het Congres van Aken bijwoonden. We zagen hierboven al hoe Alexander de gelegenheid te baat nam,
incognito de plek te bezoeken vanwaar zijn 'medicijn' kwam. Uit de archieven van het Institut
füer Oesterreichische Geheimrats-forschung kennen wij zijn gelegenheidspseudoniem.
'Von Todtleben' was zeker illustratief voor zijn gemoedstoestand toen.
Men kan zonder meer veronderstellen dat de tsaar een flinke voorraad pekblende mee naar
huis nam. Maar Metternich was nu tot op zekere hoogte geïnformeerd, al wisten zijn agenten
hem niet te melden waar het uraanerts voor diende. Hij vroeg een politieke prijs voor zijn
discretie: voortaan had hij de tsaar aan een touwtje. Ook de Pruisische ambtenarij,
onder Friedrich Wilhelm III spreekwoordelijk stroperig, was helemaal wakker.
Daarop wijst de plotselinge vervanging van Hardt, de pas anderhalf jaar in functie
zijnde co-gouverneur van Moresnet. Deze grijze muis werd vervangen door de directeur
van de mijnbedrijven in het nabije Düren, Johann M.D. Mayer, een onbetwiste delfstofdeskundige.
De tsaar verdwijnt
Autosuggestie vermag veel: na zijn bezoek aan Aken en Moresnet hield Alexander I het
toch nog zeven jaren vol op de Russische troon. Wel werd hij geleidelijk aan zieker
en bleef steeds vaker weg van het hof. Het eind van zijn regering is vaak beschreven
maar zeer lang een raadsel gebleven. In november 1825 wandelde hij met zijn echtgenote,
Louise Maria van Baden, langs de Zee van Azov - een uitloper van de Zwarte Zee - nabij
zijn buitenverblijf in Taganrog. De tsarina voelde zich niet in orde - ze zou enkele maanden
later overlijden - en keerde terug naar het landgoed. De tsaar zette zijn strandwandeling
in alle eenzaamheid voort.
Hij is van die wandeling nooit teruggekeerd, en er is ook nooit meer een spoor van hem gevonden.
De daarop volgende verwarring; zijn broers Constantijn en Nicolaas die elkaar als tsaar erkenden;
het daaruit voorkomende oproer van de Dekabristen: het valt alles buiten het bestek van dit verhaal.
Ook de episode van de Siberische bedelmonnik die zich in 1852 aandiende met de bewering
tsaar Alexander te zijn, doet hier niet ter zake. Al bracht de man het tot een persoonlijk
onderhoud met tsaar Nicolaas I, hij is als oplichter ontmaskerd en gestraft. Terecht,
want de echte Alexander I was lang voor 1852 gestorven. Niet in Taganrog, maar in Neutraal Moresnet.
Onderzeeboot
Hoe Alexander Moresnet wist te bereiken valt niet meer na te gaan.
Mogelijk aanknopingspunt is het tamelijk bekende verhaal van enkele Taganrogse vissers.
Zij verklaarden dat ze hun monarch in een klein vaartuig hadden zien stappen.
Dit vaartuig was toen tot hun verbijstering plotseling gezonken.
De zee was die gehele nacht zo vlak als een spiegel:
zij waren nog in richting van het 'gezonken vaartuig' geroeid.
Ze waren zelfs in het water gesprongen om hun staatshoofd te redden,
maar hadden niets aangetroffen. Dit verhaal kan er op wijzen dat
Alexander uit Taganrog is vertrokken met een onderzeeboot.
Kennelijk is hij dan niet ontvoerd maar vrijwillig aan boord gegaan.
De operationele onderzeeboot, in 1800 aan Napoleon gedemonstreerd door
de Amerikaanse uitvinder Robert Fulton, kon tot acht meter diep duiken en
tot drie uur onder water blijven. De belangrijkste toepassing was het leggen van zeemijnen.
Toen Fulton in 1815 overleed, had hij de plannen klaar voor een onderzeeboot met
stoomaandrijving en een bemanning van honderd man. Het was in 1825 dus technisch zeer wel mogelijk,
met een onderzeeboot onder water de kust bij Taganrog te verlaten, boven water de
Zwarte Zee over te steken tot nabij de Turkse zee-engten, en die weer onder water te passeren.
In het open water van de Egeïsche Zee kon een passagier dan overstappen op een ander schip.
Het voorgaande is theorie, maar biedt een verklaring hoe de 'Graaf von Todtleben'
begin 1826 opnieuw 'opdook' in Kelmis. Dat laatste weten we uit een brief aan Stirum
van de Nederlandse co-gouverneur Joseph Brandès, sinds 1823 opvolger van Jacob.
Steins comeback
Dat de inmiddels gepensioneerde, bijna zeventigjarige Stirum hierbij betrokken was,
wijst op de hand van de vrijwel even oude Stein. Die was sinds het Congres van Wenen
beroofd van zijn vrije heerlijkheid, en uit zijn stamslot getreiterd door de nieuwe
soeverein ter plaatse: hertog Wilhelm van Nassau-Weilburg. Die was van de katholieke
tak van de familie; zijn zoon Adolf zou het in 1890 nog tot groothertog van Luxemburg
brengen. Stein was noodgedwongen verhuisd naar zijn tweede landgoed, Kappenberg in Westfalen,
waar hij zich bezighield met de uitgave van de MGH. De dood van zijn politieke
rivaal Fürst Hardenberg in 1822, gaf hem echter de kans op een bescheiden terugkeer in
het openbare leven. In 1823 trad hij toe tot de Westfaalse Landdag en werd zelfs
voorzitter van de Evangelische Synode. Hij verscheen weer aan het hof in Berlijn en
zou daar nog tot staatsraad worden benoemd. Zijn invloed was dus groot genoeg om eventuele
rapporten van co-gouverneur Mayer te neutraliseren.
De valse Todtleben
De brief van Brandès aan Stirum, afkomstig uit het familie-archief Van Limburg Stirum en
gedateerd Moresnet 29 februari 1826, is lang onopgemerkt gebleven. Immers zonder de
rapporten van de Kaiserliche Geheimdienst uit 1818 kon niemand de daarin vermelde Graaf
von Todtleben als de tsaar identificeren. J. Rammelman Elsevier, de chroniqueur van het
geslacht Van Limburg Stirum, oppert dat het koning Willem II geweest kan zijn.
Inderdaad vindt men in de populaire literatuur over de
19e eeuwse oranjevorsten het volgende verhaal. Willem II, na de legale staatgreep van
Thorbecke niet meer gemotiveerd tot verder regeren als 'automaat van de grondwet', zou
zijn overlijden te Tilburg in 1849 in scène zou hebben gezet: er was een opmerkelijk lichte,
dus vrijwel lege kist van Tilburg naar de grafkelder in Delft getransporteerd (bij nacht
en ontij, ongetwijfeld). Vervolgens zou hij met medewerking van zijn zwager,
tsaar Nicolaas I een nieuw leven zijn begonnen onder de naam Todtleben.
Maar heel het verhaal over het tweede leven van Willem II is dus fictie, mogelijk een
Wanderlegende. Want de 'ware valse' Todtleben was zijn andere Russische zwager, Alexander.
Brandès meldt in 1826 aan Stirum, dat 'notre chèr Comte Todleeben' na bijna acht jaren
is teruggekeerd en is ondergebracht in 'Chateau de Bemt'. Dat kwam omdat burgemeester
Lasaulx kort tevoren het veel geschiktere, generaties lang tot zijn familie behorende
kasteel Alensberg had verkocht aan de Luikse fabrikant Cockerill. Deze verkoop had
overigens al in 1823 plaatsgevonden, maar dat feit was kennelijk bij Stirum nog niet bekend.
Opmerkelijk is de vermelding, dat alles in werking zal worden gezet voor de aanleg van een
kamerbad, zodat de gast zijn 'bains médicinaux' kan genieten.
Keizer in ballingschap
Alexander had dus een motief voor zijn verdwijning uit Rusland en zijn incognito verblijf
in Neutraal Moresnet. Hij meende blijkbaar dat slechts baden in een preparaat van uranium
zijn gezondheid nog voldoende kon baten. Daartoe waren zeer grote hoeveelheden erts nodig,
en als de berg niet naar Mohammed komt, komt Mohammed wel naar Vieille Montagne. Er bestaan
geen verdere geschreven berichten over de voortzetting van het verblijf van de ex-tsaar op het barokkasteeltje Bemt.
Generaties durende mondelinge overlevering in Kelmis gewaagt wel van
een zeer rijke heer, die veel bomen eigenhandig omhakte, ze verzaagde en er scheepsmodellen
van timmerde die hij op de Geul te water liet. Gezien de ongetwijfeld slechte lichamelijke
conditie van de ex-keizer, waar de uraniumbaden zeker geen goed aan deden, lijken dat slechts
sterke verhalen. Maar zijn verblijf is in Neutraal Moresnet zeker niet ongemerkt voorbijgegaan.
Op 1 april 1827, zo meldt een in het Archief Van Limburg Stirum berustende brief van
Lasaulx aan Stirum, is 'onze goede graaf, resident van het kasteel van Bemt' overleden.
Aan deze merkwaardige episode in de nog jonge geschiedenis van Neutraal Moresnet,waaraan
het zijn status had te danken, was een einde gekomen. Anderen zouden spoedig nieuwe episoden
in de veelbewogen historie van het gebiedje tot stand brengen: van smokkelaars tot esperantisten.
Maar die episoden vallen buiten het bestek van deze kleine studie.
---einde(12-05-2011)---
Terug naar de vorige index
|